Personen met dementie kunnen afwijkend gedrag vertonen. Dit is een vaak een gevolg van het ziekteproces. Je kunt hierbij denken aan verwardheid, onrust, agressie (verbaal, non-verbaal), oriëntatie vermogen, angst, vergeetachtigheid. In sommige gevallen kan medicatie helpen bepaalde gevolgen van de ziekte te beïnvloeden. Medicatie kan de ziekte niet stoppen, mensen met dementie worden niet meer beter. Tegenwoordig worden steeds vaker therapievormen gebruikt waarbij geen medicatie wordt gegeven, maar die gericht op lichamelijk en psychisch welbevinden. Soms helpt het ook om de woonruimte van de personen met dementie zo in te richten dat het geestelijk welbevinden positief wordt beïnvloed.
Opdracht | Onderwerp | Wat ga je leren | Hoe leg je het vast |
Opdracht 1 |
Therapievormen bij dementie | Onderzoeken welke soorten therapieën er gebruikt worden bij personen met dementie | Schriftelijk, mondeling, klassikaal, digitaal (filmpje, PowerPoint, o.i.d.). Dit spreek je van te voren af met je docent. |
Opdracht 2 |
Therapieën onder de loep genomen | Wat houdt de therapie precies in | Schriftelijk, mondeling, klassikaal, digitaal (filmpje, PowerPoint, o.i.d.). Dit spreek je van te voren af met je docent. |
Opdracht 3 |
Invloed van therapie op de cliënt | Wat doet de therapie met de individuele cliënt | Schriftelijk, mondeling, klassikaal, digitaal (filmpje, PowerPoint, o.i.d.). Je kan ook je klas een stukje therapie voordoen. Dit spreek je van te voren af met je docent. |