Zorg en begeleiding

Als Gilde-studenten bieden jullie zorg en begeleiding aan bewoners/cliënten met dementie.

Vanuit je eigen normen en waarden en de beroepscode probeer je op een goede wijze te reageren op het gedrag van de bewoner. Het tonen van respect en het opbouwen van een goed zorgrelatie.

Het kan spannend en boeiend zijn om mensen met uitdagend en onverwachts gedrag  de juiste zorg te bieden. Het gedrag van jezelf beïnvloedt het gedrag van de bewoner. Er is altijd een wisselwerking.

Het  gedrag van de bewoner kun je soms moeilijk veranderen. Wel kun je kritisch naar je eigen gedrag kijken en je afvragen welke invloed jouw gedrag op de bewoner heeft.

Als jij bijvoorbeeld laat blijken dat je snel ADL wilt geven is de kans groot dat de bewoner dat merkt en gaat tegenwerken.

 

  1. Bekijk de afbeeldingen over het gedrag en de emoties van mensen.

 

  1. Schrijf op welke gedragingen en emoties je zelf ook wel eens ervaart.

 

  1. Bespreek in tweetallen hoe jij wilt dat er op jou wordt gereageerd op het moment dat je deze emoties en gedragingen uit.

 

  1. Vul het onderstaande schema voor jezelf in nadat je vraag 3 hebt besproken met een medestudent. Geef dus zes voorbeelden.

Gedrag en emoties

Symptomen Gewenste reactie
1
2
3
4
5
6
  1. Lees het schema over de gedragingen en emoties van mensen met dementie.
    Waarschijnlijk herken je bepaalde emoties en gedragingen van mensen op jouw afdeling. Bespreek dit met je werkbegeleider. En vul daarna voor vier bewoners het onderstaande schema in.
Gedrag en emoties Symptomen Gewenste reactie
1
2
3

 

  1. Nadat je opdracht 5 hebt gedaan, zoek je informatie over de omgangslijnen van deze personen in de zorgplannen op.Beschrijf welke verschillen of welke overeenkomsten je hebt gevonden
  2. Bij vraag 3 heb je opgeschreven hoe jij wilt dat er op jou wordt gereageerd als je bepaalde emoties en bepaald gedrag vertoont. Welke verschillen zijn er tussen de reactie die jij prettig vindt en die beschreven wordt bij in de theorie?
    Zijn er ook overeenkomsten? Zo ja welke?
  3. Schrijf aan de hand van de volgende vragen een reflectie.
    1. Beschrijf in het kort een situatie, waarin je tevreden was over jouw reactie tegenover een bewoner die onbegrepen/probleemgedrag vertoonde.
    2. Wat was jouw taak in deze situatie?
    3. Hoe heb je gereageerd in deze situatie?
    4. Met welke bedoeling heb je zo gehandeld?
    5. Wat was daarbij belangrijk?
    6. Wat zegt het protocol over deze situatie?
    7. Welke theorie heb je toegepast in deze situatie?
    8. Welke conclusies heb je getrokken?
    9. Welke oplossingen of verbetervoorstellen heb je gegeven?
    10. Wat voelde je in deze situatie?
    11. Heb je deze situatie besproken met je begeleider?
    12. Hoe voelt het enig tijd later om weer hulp te bieden aan deze bewoner?