Gedrag | Symptomen | Reactie verzorgende |
Boosheid en frustratie | Angsten en frustraties worden geuit. Cliënten kunnen de indruk geven dat ze overdonderd en vernederd zijn. | Ingewikkelde taken kunnen beter worden opgesplitst in kleinere beheersbare stappen. Dit om overprikkeling en frustratie te voorkomen. Geef de zorgvragers de kans om hun eigen beslissingen te nemen. Zorg voor structuur in het dagritme. |
Depressie | Het gevoel van sociaal isolement en verlies van controle dat gepaard gaat met de voortgang van dementie kan bijdragen aan depressie en eenzaamheid. Het kan moeilijk zijn om een verschil te maken tussen een depressie en dementie, omdat sommige symptomen hetzelfde zijn, zoals apathie, geheugenverlies of slaapproblemen (slapeloosheid). | Neem contact op met de specialist ouderengeneeskunde arts om te bepalen welke diagnose gesteld moet worden. En of er een medische behandeling moet worden gestart. Zorgverleners moeten ook proberen een grotere inspanning te leveren om het individu actief en sociaal betrokken te houden. |
Angst en vastklampen | Sommige mensen reageren op angst door rond te blijven lopen. Ze kunnen slapeloosheid en/of rusteloosheid ervaren. Ook kunnen cliënten ervoor kieze om zich vast te houden aan vertrouwde voorwerpen of personen. | Structureer de dagelijkse activiteiten in kleine delen. Houd oogcontact en raak alleen mensen aan als dat nodig is of als ze er goed op reageren |
Stemmingswisselingen | Soms hebben mensen met dementie stemmingswisselingen omdat ze gefrustreerd zijn door een verlies van vaardigheden. Soms zijn ze gewoon bang, verward of moe. Stemmingswisselingen kunnen ook optreden omdat een persoon pijn heeft, het te warm of te koud heeft, honger heeft of zich verveelt. Voeding, cafeïne, zich gehaast voelen, rommel, lawaai en algemene “overstimulatie” kan leiden tot stemmingswisselingen. Dementie kan iemands remmingen verminderen wat resulteert in een toename van huilbuien of boze uitbarstingen. |
Probeer te accepteren dat stemmingswisselingen worden veroorzaakt door dementie en niet een doelbewuste handelen van de cliënt zijn. Om de ernst van stemmingswisselingen te verminderen en incidenten minder frequent te maken, is het belangrijk om te weten wat iemand fijn of juist niet fijn vindt, dat wil zeggen weten wat de persoon kalmeert, wat hem / haar van streek maakt, en weten op welke momenten van de dag de persoon goed zal reageren en wat de favoriete muziek en activiteiten zijn, enz. Dit stelt de zorgverlener in staat om te voorspellen wanneer er stemmingsproblemen kunnen optreden. Doe je best om deze te vermijden, en als ze zich toch voordoen, weet dan wat de persoon kan kalmeren. Zorg voor zo min mogelijk afleidingen en geluiden en wees erg geduldig. |
Hulp weigeren | Mogelijke oorzaken zijn wantrouwen en verwarring. Ook vroegere ervaringen kunnen een rol spelen Soms is het gewoon een kwestie van hoe een persoon wordt benaderd. |
Gebruik de positieve fysieke benadering die eerder is genoemd. https://www.dementiacarecentral.com/video/video-approach/Als de persoon met dementie niet meewerkt om zodoende een gevoel van onafhankelijkheid of controle te krijgen, verzin dan een taak. Bijvoorbeeld: “Zou je haar willen kammen, terwijl ik je schoenen strik?” |
Herhaling | Mensen met dementie kunnen steeds weer hetzelfde zeggen of doen. Ze kunnen een woord of vraag blijven herhalen, of heen en weer lopen. Dit gedrag kan te wijten zijn aan ongerustheid of het angstig zijn, en dan kan de herhaling een gevoel van vertrouwdheid en veiligheid creëren. Het kan ook komen doordat alleen bepaalde dingen onthouden worden of door het vergeten van wat eerder werd gezegd. | Laat de persoon dingen herhalen die troost lijken te geven zo lang dit geen negatieve gevolgen heeft. |
Hamsteren – verzamelen | Sommige mensen met dementie hamsteren voedsel of andere zaken, waardoor ze hun eigen verzameling of voorraad creëren. Dit is meestal niet problematisch en zorgt ervoor dat het individu zich veilig en ‘in controle’ voelt. Personen met dementie kunnen dingen verstoppen op plaatsen waar ze dingen vroeger ook hebben bewaard, zoals onder matrassen, in ladekasten of in potten. | In plaats van de personen te confronteren met hun gedrag, kun je beter kijken naar mogelijke aanpassingen. Neem alleen maatregelen als het gedrag destructief of erg buitensporig is. Je kunt wel regelmatig de “verstopplaatsen” controleren om bijvoorbeeld het bederf van eten tegen te gaan. |
Slaapproblemen / slapeloosheid | Personen met dementie kunnen moeite hebben met slapen, of ze kunnen overdag vele uren slapen en de hele nacht opblijven. Dit slaapprobleem kan te wijten zijn aan veranderingen in de hersenen veroorzaakt door dementie, evenals veranderingen in gedrag en routine. | Gebruik dag- of kunstlicht om te duidelijk aan te geven wanneer het overdag is en wanneer het nacht is (en dus tijd om te slapen). Het kan nuttig zijn om gordijnen te gebruiken om het donker te maken. We willen misschien ook voorkomen dat de persoon overdag te veel dutjes doet, en hem stimuleren om elke dag op hetzelfde tijdstip op te staan en naar bed te gaan. Geef de zorgvrager niet teveel koffie. Eenvoudige oefeningen of activiteiten overdag kunnen ook bijdragen aan beter slapen ’s nachts. Plan een rustigere en stillere, maar gestructureerde tijd in de late namiddag en avond, zoals een rustige wandeling. |
Sun downing (Zonsondergang) |
Er is vaak sprake van een toenemende verwarring, opgewonden gedrag, desoriëntatie en angst die begint rond de schemering en doorgaat in de nacht. Deze perioden kunnen te wijten zijn aan vermoeidheid aan het einde van de dag en verwarring als gevolg van problemen met de biologische klok, die het lichaam aangeeft wat voor tijd van de dag het is. | Sluit gordijnen voordat het donker wordt en schakel binnenverlichting in. |
Vloeken | Soms zullen mensen met dementie vloeken, zelfs als het individu vroeger nooit of zelden vervloekte, of het alleen deed ‘achter gesloten deuren. Het kan verontrustend zijn voor familieleden en zorgverleners wanneer iemand vaker begint te vloeken. De oorzaak is meestal dat er een gebrek is aan impulscontrole. | Blijf kalm en denk eraan dat de persoon zich niet doelbewust zo gedraagt. Het afleiden van de aandacht van de persoon, door bijvoorbeeld het gespreksonderwerp te veranderen of het aanzetten van een rustige muziek of een geschikt tv-programma, kan daarbij helpen. |
Dwalen | Mensen met dementie kunnen uit verveling gaan ronddwalen, om hun bezorgdheid te verlichten, of omdat ze dorst of honger hebben, of gewoon uit verwarring. Ze kunnen ook de behoefte voelen om naar iets of iemand te ‘zoeken’ of denken dat ze ergens moeten zijn. | Houd de zorgvrager in de gaten. Sluit deuren en investeer in identificatiearmbanden en / of volgapparatuur. Probeer indien mogelijk technologische oplossingen aan te bieden om meer bewegingsvrijheid te creëren. |
Incontinentie | Incontinentie wordt vaak problematisch in de latere stadia van iemands dementie. Dit kan het gevolg zijn van een afname van de controle over de blaas en darmen. Het dragen van kleding die moeilijk uit te trekken is, te veel koffie of thee drinken, vergeten de badkamer te gebruiken of gewoon niet meer weten waar het toilet is of hoe deze te gebruiken, kan leiden tot incontinentie | De bewegwijzering naar het toilet moet duidelijk zijn. Plan regelmatige toilet pauzes in en laat de persoon kleding dragen die makkelijk uit te doen is. |
Agressief gedrag | Een persoon met dementie kan verbaal( met woorden) of fysiek9 Lichamelijk) agressief reageren. Voorbeelden hiervan zijn iemand bedreigen, schreeuwen, knijpen, aan haar trekken en bijten. Iemand die aan dementie lijdt, weet misschien niet hoe hij moet communiceren over wat hij/zij nodig heeft. Agressief gedrag kan dan de manier zijn om duidelijk te maken wat hij/zij wil. De persoon kan pijn hebben, van streek zijn en/of verward of angstig. Maar het agressieve gedrag kan ook een algemeen verdedigingsmechanisme zijn. | Als je overstuur bent door dit soort gedrag, ga dan niet schreeuwen en geef jezelf voldoende tijd om te kalmeren voordat je reageert. Zorg voor geruststelling en erken de gevoelens van de persoon. Laat de persoon meepraten over de situatie, maar toon ook grenzen, zeker wanneer het agressieve gedrag andere personen raakt. |